Puntvliegbij / foto: Wim Hazeleger
Puntvliegbij / foto: Wim Hazeleger

Eieren voor je veld kiezen

Algemeen

Wuivende blauwe korenbloemen en rode klaprozen, afgewisseld met witte margrieten en gele ganzenbloemen. Wat kunnen we daarvan genieten als we het tegenkomen langs de snelweg. Sommigen strooien een veldbloemenmengsel in eigen border en genieten van vlinders en bijen die vrolijk rondfladderen en zoemen. En het geeft nog een goed gevoel ook om bij te dragen aan de ecologie. 

Zodra de boel is uitgebloeid alles weer netjes kort maaien en aanharken voor een fatsoenlijke nette border. Behalve de opvallende soorten zoals honingbijen, zweefvliegen en vlinders wonen er nog veel meer soorten insecten in de bloemen. 

Maar waar komen ze eigenlijk vandaan? Vanaf het moment dat de insecten verschijnen zijn ze bezig met voortplanten. Sommigen beginnen al in februari, anderen pas in juli. Veel bijen, waaronder hommels, leven maar zes weken. Andere insecten gaan maanden mee. Sommige soorten overwinteren als volwassen exemplaar, zoals lieveheersbeestjes en de veel geziene bladpootrandwants die men ook wel in huis kan aantreffen, schuilend tegen de koude. Er zijn soorten die nesten in de grond maken, zoals de aardhommel, verschillende zandbijen en de mestkever. Galwespen leggen hun eitjes in gallen aan bomen. De eikelboorder legt haar eitjes in een jonge eikel. De wespspin spint een grote cocon waarin ze haar eitjes legt. De eitjes komen voor de winter al uit, maar de jongen blijven tot het voorjaar in de cocon zitten, verscholen tussen het hoge gras. 

Heel veel insectensoorten leggen hun eitjes op of in stengels van planten en grassoorten. Soms overwinteren die eitjes aan die stengel. Soms komen de eitjes al voor de winter uit en kruipen de larven de grond in om pas na de winter weer tevoorschijn te komen als volwassen insect. Elk insect kent ook weer een parasiet of koekoeksinsect. Die leggen hun eitjes in de larven of eitjes van dat insect waar ze op parasiteren en zijn daarmee dus ook weer afhankelijk van het overwinteren van die eitjes. Wat nu als we stelselmatig alles kortmaaien en met die stengels ook de eitjes bij het afval gooien? Het ziet er natuurlijk netjes strak uit, maar we vernietigen daarmee ook de plaatselijke ecologie. En hoewel veel insecten kunnen vliegen hebben de meeste soorten niet zo’n groot bereik, soms maar honderd meter. Soorten die in het dorp leven wijken dus niet uit naar het buitengebied om zich daar te kunnen voortplanten, zodat u in het voorjaar weer kunt genieten van hun nageslacht. Sterker nog, sommige soorten zijn juist aangewezen op de bebouwde kom. 

Muggen laten zich niet zo makkelijk weren, die overwinteren als larven in water en dat is in de bebouwde kom genoeg te vinden. Natuurlijke vijanden van muggen zijn dan ook hard nodig om muggenplagen te voorkomen. Voor vliegen die niet afhankelijk zijn van planten geldt hetzelfde. “Laat insecten maar in het buitengebied leven” is dus een kortzichtige gedachte. Wespen, in allerlei soorten, heb je ook in de bebouwde kom hard nodig. Een halve ecologie kan niet bestaan. Soorten zijn afhankelijk van elkaar. En dus zullen we beleid moeten voeren op het maaien. Natuurlijk moet er gemaaid worden waar de veiligheid in het geding is. Maaien heeft ook voordelen. Wanneer het gemaaide ook wordt afgevoerd verarmd de grond waardoor nieuwe soorten planten een kans krijgen. Door gefaseerd te maaien, een stukje wel en een stukje niet, ook wel ecologisch maaien of sinusmaaien genoemd, geef je de insecten de ruimte om hun eitjes te laten overwinteren. Het volgende jaar draai je de fasen om. 

Maar de berm langs de Europaweg heeft jaren zonder problemen gebloeid met lupinen, veronicastrum, vingerhoedskruid, klein hoefblad en vele andere soorten planten en grassen. Geen auto die daar last van ondervond. Honderden soorten insecten en spinnen heb ik daar kunnen fotograferen. Bovendien houdt de begroeiing vocht vast en verstevigt het de steile berm van het waterreservoir. 

Omwoners vonden het er slordig uitzien en op hun beklag heeft de gemeente alles kortgeschoren. Eerder dit jaar zelfs tot aan het water, terwijl de vogels er tussen de begroeiing aan het broeden waren en Rijkswaterstaat duidelijk stelt dat je minimaal 1 meter van het water vandaan moet blijven. 

Ook de grote kersenboom, waar veel insecten op afkomen, aangeplant door de vrijwilligers van de pluktuin en gedoneerd door vrijwilligers, moest het veld ruimen. Wat overblijft is een kortgeschoren veld en het blijft nu ook kort. 

Maar de eieren dan? Insecten komen niet uit de lucht vallen! Als die berm al niet mag dienen als overwinteringsplaats waar mogen ze dan wél overwinteren? We kunnen van alles de schuld geven van de achteruitgang van insectenpopulaties en het verdwijnen van soorten. Maar hoe zit het met ons eigen aandeel? Scheren wij onze velden overal kort? Of kiest u insecten-eieren voor uw veld?