Afbeelding

Mijn twijfels over goed hulpverlenen

Toen ik drie jaar geleden startte in het Sociaal Team van Woudenberg, liep ik vaak tegen de vraag aan: Waar doe ik mensen recht mee? De hulpverlening die ingezet werd, voelde vaak niet goed. Het klopte voor mijn gevoel niet dat mensen hun zorgen overgeven aan een onbekende, vaak een jaar lang op die manier over problemen praten om vervolgens weer verder te gaan alsof er niets gebeurd is of nog erger: een tijdje later weer aankloppen bij de hulpverlener omdat het toch niet zonder gesprekken gaat. De rol van hulpverlener voelt soms ook gek: ik ken de hulpvrager niet, kan er ook niet voor hem of haar zijn buiten mijn werktijden en toch zou ik moeten zorgen voor een duurzame oplossing van problemen. Het voelde als een onnatuurlijke en niet-duurzame manier van hulpverlenen waarmee ik inwoners niet volledig recht kon doen.

Wat maakt dat zorgen het liefst besproken worden in een afgesloten kantoortje van huis waar de eigen omgeving vaak weinig van weet? Schaamte en probleemgericht denken lijken hierin een grote rol te spelen. Iets dat op zich begrijpelijk is vanwege de tijd waarin de groei van social media en de medicalisering een grote rol speelt.

De verandering die ik hierin heb ervaren heeft te maken met het samenwerken met de omgeving van de hulpvrager, het samenbrengen van dezelfde zorgen in groepen en het effect van beweging.

Ik ontdekte dat ik mensen recht doe door niet alleen hun eigen omgeving te betrekken bij zorg, maar deze als een vanzelfsprekende samenwerking te zien die essentieel is voor een duurzaam resultaat. Sterker nog: de eigen omgeving is wat mij betreft leidend voor de richting van de hulp. De JIM-aanpak (Jouw Ingebrachte Mentor) geeft mij hierin veel inzichten. De aanpak suggereert een actieve samenwerking tussen hulpverlener en een zelfgekozen mentor uit de eigen omgeving van de inwoner.

Door het opzetten van een meidentraining zag ik hoe krachtig het simpelweg bespreken van zorgen onder elkaar kan zijn. ‘Hé dat heb ik ook, ik ga er op deze manier mee om’ is vaak nog effectiever dan allerlei hulpverlenersmethodieken.

Tot slot heb ik geleerd dat een verandering in denken het beste samen kan gaan met letterlijke beweging. Minder praten over problemen, maar daadwerkelijk gaan oefenen met nieuw gedrag door echt in beweging te komen; je lijf te gebruiken als een bron van informatie en ervaren wat bewegen met je manier van denken doet. Heel persoonlijk heb ik dit ervaren: bewegen is voor mij nu al jaren een bron van ontspanning, energie en kracht.

Dat betekent dus op een heel nieuwe manier kijken naar mijn rol als hulpverlener, waardoor hulpverlening voor mij meer natuurlijk en duurzaam aanvoelt. Ik geloof dat ik op deze manier meer recht kan doen aan inwoners!