Afbeelding

Frans vd Lagemaat (16)

‘De eerste lockdown was zwaarder dan de tweede. We mochten toen helemaal niet naar school. Ik zat de hele dag thuis, soms wordt je wel een beetje moedeloos dan. Je wil dat het klaar is. Omdat ik in 5 HAVO zit en dit jaar examen ga doen, ga ik nog af en toe naar school. Dat scheelt. De sociale contacten zijn belangrijk.

Veel leerlingen liggen achter op het schema. Ik sta er goed voor. Met de cijfers van nu red ik het dik. Maar één onvoldoende en vier of vijf compensatiepunten. ’t Is wel wat lastiger allemaal, maar het is goed te doen. Naast de lessen studeer ik zo’n twee uur per dag.

Tot vorige week ging ik elke dag naar school. Vanaf deze week zijn er clusters gemaakt van drie groepen. We gaan dan om en om naar school. De rest volgt de les online. Dat werkt niet echt lekker. Ik heb dat ook meegemaakt toen ik ziek was en de les online thuis volgde. De leraar richt zich toch op de echte klas. Online kun je ‘m dan slecht horen. De les duurt ook maar een half uur. Voor je het weet is het voorbij.

In het weekend zit ik veel bij mijn vriendin uit Ede. Of zij bij mij. En we spreken af met wat vrienden. Wat chillen, biertje doen. Ik heb wel eens drie vrienden uitgenodigd. Dat mocht op dat moment niet. Ook mijn vriendin was erbij, maar die tel ik dan niet mee. We zien elkaar toch bijna elke dag.

Ik vind het jammer dat we niet met wat meer bij elkaar kunnen zitten. Dat mis ik wel. We gamen nu wat meer online. Ik heb met een vriend een spel gekocht, Age of Empires. Dat speelde ik ook toen ik een jaar of zes was.

Ik denk dat de maatregelen wel helpen om de verspreiding van het virus te beperken. Het lukt me aardig om me aan de maatregelen te houden. Soms vergeet ik mijn mondkapje. Of vergeet ik op school om anderhalve meter afstand te houden van andere scholieren. Bij leraren lukt me dat wat beter.

Een avondklok lijkt me niet handig. Als ik met de bus naar mijn vriendin ga ben ik anderhalf uur onderweg. Als de avondklok om acht uur ingaat, betekent dat dat ik om half zeven naar huis moet. Mensen kunnen ’s avonds geen boodschappen meer doen of de hond uitlaten. Dat is niet praktisch en moeilijk haalbaar.

Ik ga niet veel uit. Dat trekt mij niet zo. Wat ik wel mis is om af en toe wat leuks te doen met mijn vrienden.

Elke zondag ga ik naar de grote kerk hier in Woudenberg. Het aantal gemeenteleden dat een kerkdienst kan bezoeken is dertig per keer. Dat betekent dat we één keer in de vier of vijf weken naar de kerk gaan. De rest van de diensten volgen we thuis met ons gezin.

We hebben een groot gezin. Ik woon bij mijn ouders met drie zussen. Mijn broer woont met zijn gezin boven. En ook oma woont bij ons in. Mijn moeder verzorgt oma. Samen met mijn zusje. Die werkt in de zorg. De rest probeert afstand te houden.

Oma hoort toch tot de risicogroep. Ik ben niet bang voor corona, zeker niet voor mezelf. Maar bijvoorbeeld mijn ouders zijn rond de zestig. Die kunnen het maar beter niet krijgen, vind ik.

We wonen in een groot huis. Iedereen heeft zijn eigen kamer. We hebben dus geen last van elkaar als iedereen thuis is. Mijn vader is timmerman. Die werkt thuis. Mijn broer werkt ook in de zaak. Ze hebben het druk. Veel mensen bestellen ook tijdens de coronaperiode. Als het druk is vraagt mijn vader me om mee te helpen.

Ik denk dat ik me voorlopig nog niet laat vaccineren. Je weet niet wat de effecten op lange termijn zijn. Je leert nu wel dat de mens zwak is en kwetsbaar. Je kunt niet zomaar op alles vertrouwen. Ik ben christelijk. Ik vertrouw op God’.