Ds. W.J.C. van Blijderveen
Ds. W.J.C. van Blijderveen Ds. W.J.C. van Blijderveen

Najaarslaan

De bladeren aan de bomen kleuren van zomers groen naar geel en bruin. Ze dwarrelen op de herfstwind door de lucht naar de grond, terwijl de herfstregen klaterend tegen de ruiten slaat. Zo`n sombere, grijze herfstdag heeft iets weemoedigs. Het doet denken aan broosheid. Aan sterfelijkheid. Aan het komen en gaan van seizoenen. Het komen en gaan van generaties. Want ik blijf niet altijd bloeien als de lente of krachtig zomerfris.

De herfst heeft ook een andere kant. Terwijl ik met onze uit de kluiten gewassen herdershond over de bospaden van landgoed Geerestein dwaal, zie ik hoe de herfstzon de bladeren van de bomen goudgeel kleurt. Onwillekeurig moet ik denken aan de woorden van Jacqueline E. van der Waals (1868-1922)

“Ik keek in de gouden heerlijkheid / Van een najaarslaan, / Het was of ik goudene deuren wijd / Zag openstaan, / Het werd mij, toen ik binnenging, / Of ik door gouden gewelven liep: / Ik aarzelde even, / ik ademde diep, / Diep van verwondering.”

Jacqueline van der Waals is groot dichter geweest. Ze had een open oog voor de wereld om zich heen. De natuur vormde een belangrijke bron van inspiratie. Het gedicht “Najaarslaan” is van een beeldende schoonheid. Wandelend door een prachtige laan vol betoverende kleuren slaat de verwondering toe.

De herfst roept bij haar niet allereerst het gevoel van sterven en vergankelijkheid op, maar het gevoel van eeuwigheid en toekomstperspectief. De najaarslaan wordt tot een rechtstreekse toegang tot het nieuwe Jeruzalem.

Waar gouden de portalen zijn, / Hoe zullen dan de zalen zijn! / (…) / Ik sprak: ‘Als bij mijn aankomst wijd / Die poorten openstaan, / In welk een groote heerlijkheid / Zal ik dan

binnengaan, / Indien van goud de gangen zijn, / Hoe groot moet mijn verlangen zijn, / De zalen in te gaan!’


Het zijn woorden die me uitnodigen om al dwalend over de bospaden na te denken over mijn bestaan.

Wie ben ik? Waar leef ik voor? Waarheen ben ik op weg? En stilletjes mijmerend gloort er vreugde en hoop in mijn hart. In de grijsheid van de crises is er een wenkend gouden perspectief.